Wat een mooi woord…
hersenspinsels. Klinkt veel vriendelijker en minder beladen als hersenkanker. Daarbij,
als ik aan de inhoud van mijn hoofd denk visualiseer ik de kanker als diffuus
verspreide webjes. In mijn hoofd is het geen moment rustig. Zat er maar een aan-
en uitknopje aan, zodat je je gedachtes even kan uitzetten en alleen maar kan
staren. Even niet nadenken, je focussen op wat anders. Want je staat met hersenspinsels
op en gaat ermee naar bed. En ook in de tijd daartussen speelt het constant door
je gedachten. Sommige gedachtes zijn reëel, andere totaal uit zijn verband
gerukt.
Nog steeds denk ik dat
alle doctoren, hoe knap ook, ergens een foutje hebben gemaakt. Iets over het
hoofd (wat een woordspeling) hebben gezien. Dat komt ook omdat er zoveel
onduidelijkheden zijn.
Zo is mij steeds
verteld dat hersenkanker de enige kanker is die niet uitzaait. Tel je
zegeningen, dacht ik nog, want mag een mens misschien aan één soort kanker dood
gaan. Nu blijkt dat hersenkanker wel kan uitzaaien. Het komt (bijna) nooit
voor, maar is toch gebeurd. Een klein kankergezwelletje in mijn ruggenmerg. “Zeldzaam
gezien in mijn lange loopbaan” zei de professor “u bent uniek”. Uitzaaien doet
het anders nooit hoor, zeker niet bij een laaggradige hersenkanker.
Ook is mij steeds
verteld dat hersenkanker de klachten van gevoelloosheid in mijn onderlijf niet
kan veroorzaken. Alle gedane onderzoeken wijzen niet uit waar deze klacht (die mij
nu het meeste beperkt) vandaan komt. Maar gevoelloosheid en tintelingen in
benen en armen zijn wel een bekend symptoom van hersenkanker. Dat lees ik dan
weer op Internet. “Maar” zegt de professor “de klacht is bij MIJN kanker niet
te verklaren”. Blijft de vraag waar de klachten dan vandaan komen. En dat maakt
onzeker. Als de doctoren het al niet weten, wie moet het dan weten?
Rest niets anders als
de chemo door te zetten en te hopen en bidden. Want hè, als er een God is kan
ik er maar beter hele goeie vriendjes mee worden. Zaterdag start ik met de
tweede chemokuur. De eerste ben ik heel goed doorgekomen. De tweede is zwaarder,
van 300 naar 400 milligram. Maar ik vreet hem op met huid en haar. Lastig om
gifpillen naar binnen te klokken, maar ook dat visualiseer ik. De pillen vallen
open en kleine mannetjes in witte pakken gaan als zotten met bezems en blazers
aan de gang. Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast. Soms vergissen ze zich en nemen, onder de tijdsdruk, een gezond celletje mee. “Je moet naar boven” riep Berthel bij de laatste chemopillen naar
mijn maag “daar moet je aan het werk!” En schiet eens een beetje op, doorwerken,
geen koffiepauze!
Gisteren was ik met Berthel
aan het fietsen. Lang leve mijn elektrische fiets. We spraken over de nooit te
stoppen hersenspinsels. Over de negatieve gedachtes, over de onzekerheid, over
alle vragen en zorgen die ik heb. Daarbij heeft hij die natuurlijk ook. We hebben afgesproken op zulke momenten de
boel de boel te laten. Er niet aan te denken, maar te genieten van het moment.
Op zo’n moment moet ik echt de knop omzetten (’t is soms alleen even zoeken) en de negatieve gedachtes uitschakelen. Dat is
echt moeilijk! Maar het is toch zonde om die mooie momenten te laten vergallen
door negatieve hersenspinsels. Mooi niet!
Kortom, Peetje gaat
positief gestemd de tweede chemokuur in en door!
Je
vraagt je soms af hoe lang je nog te leven hebt,
terwijl je je af zou moeten vragen hoeveel leven je in de resterende tijd stopt!
Jullie hebben zooo gelijk!!posiviteit, liefde, kracht en ja ook romantiek spat van mijn scherm!!! We gaan met je mee de 2e kuur in en door!!!liefs buuf
BeantwoordenVerwijderen